Bolivia

8 februari 2014 - Isla Del Sol, Bolivia

`Het was alsof ik naar een helder licht aan het eind van een tunnel werd getrokken, de laatste maand van mijn leven flitste in een split-second aan me voorbij’…
THE DEATH ROAD. We hebben het overleefd. Maar eerst even terug…

Uyuni
De zoutvlaktes van Bolivia. Een natuurfenomeen waar we erg naar uitkeken en wat ik toch wel één van de hoogtepunten van de reis durf te noemen. Vanuit Chili vertrokken we met z’n zessen naar Bolivia. Een jong Braziliaans stel, een Duitse vader en dochter en wij. Correctie: zevenen. De chauffeur heeft drie dagen keihard gewerkt om iedere keer weer een inventieve oplossing te bedenken om zo de 4x4 aan de praat te houden. 
De eerste twee dagen reden we over de altiplano en bewonderden wij prachtige meren, met de meest onwaarschijnlijke kleuren, struikelden we over de flamingo’s met hun hoofd onder water, bewonderden woestijn met uitzonderlijke rotsformaties en hadden het gezellig met elkaar. De Braziliaan speelde serenades voor ons op zijn ukulele, de Duitse vader besloot dat hij Wouter toch wel een erg lekker hapje vond en schoof dan ook niet onder stoelen of banken dat ik het toch erg had getroffen met een kruising tussen Gregory Peck en een tuinkabouter. En omdat de Duitse dochter vegetarisch was besloot de gids dat wij dat allemaal waren, wat wij niet heel erg vonden nadat wij de hond er vandoor zagen gaan met een groot stuk vlees wat hij duidelijk niet uit de vriezer haalde en ook niet van het aanrecht (lees: van de grond in de schuur).
De derde dag bereikten we de zoutvlakte van Uyuni, dat een enorm gebied van meer dan 10.000 km2 op de hoogvlakte bekleed. Ooit lag hier één heel groot meer, waar na opdroging twee meren en twee grote zoutvlaktes overbleven. Waarvan de zoutvlakte bij Uyuni de grootste is. In Bolivia is het op dit moment zomer en…regenseizoen. Dit betekent voor de zoutvlakte dat deze bedekt is met een laagje water. Dit geeft een prachtige weerspiegeling. We hadden hier uren met onze blote voeten door het zoute water kunnen waden en in het oneindige kunnen lopen. Echter…we werden weer even terug op aarde geroepen door onze chauffeur en al achteromkijkend naar de weerspiegeling van het water en de honinggraten in het zout, werden we teruggereden naar Uyuni.
Na een innig afscheid (van de Duitse vader) gingen een ieder weer zijn eigen weg. Onze weg vervolgde naar Potosi.

Potosi
De hoogste stad ter wereld, op zo’n 4100 meter. Een mijnstad, waar nog fanatiek gezocht wordt naar zink, lood en zilver. Het werken in mijnen roept uberhaupt al bewondering en respect op, door het harde leven, maar nog meer met in het achterhoofd dat de ‘Cerro Rico’ uitgeput is, al vele decenia. Om een indruk te krijgen van het werken in de mijnen en de verhalen te kunnen horen, besloten wij de berg ‘in te gaan’. Smalle gangetjes, kleine trappetjes, stof, geen daglicht en weinig waardevolle mineralen te vinden. Deze mannen leven dag in, dag uit in een onwaarschijnlijk ongezonde omgeving, wat zij volhouden op enkel cocabladeren (en kalksteen). Naast het kauwen op cocabladeren, wordt er gerookt en gedronken (96% alcohol… slik!). Deze mannen vinden weinig en verdienen eigenlijk niets.
Na ongeveer 60 meter naar beneden te zijn gegaan, vond ik het niet erg om weer boven te komen en buiten frisse lucht in te ademen. Potverdorrie, wat een hard leven!
We bezochten nog het muntenmuseum in Potosi, op de plek waar ooit van het gewonnen zilver direct munten werden geslagen.

Sucre
Even op adem komen, 1500 meter lager. In Sucre ‘the white city’. Sucre, een prachtige stad met vele witte, koloniale gebouwen.  
We hadden onszelf inmiddels toegesproken. We wilden niet meer van hoogtepunt naar hoogtepunt racen, maar wilden rustiger aandoen en niet de druk voelen meer te willen/moeten zien. Sucre had hiervoor de juiste uitstraling. Struinen over marktjes, naar een uitzichtpunt over de stad en in het lokale museum de helden van Bolivia bekijken. Waarvan Simon Bolivar (ja, ja, daar hebben we de herkomst van de naam: Bolivia) de grootste is. Deze vrijheidsstrijder nam de leiding in de strijd tegen de Spanjaarden. Hoe wel hij het hedendaagse Bolivia nooit persoonlijk heeft ‘bevrijd’.
Met een lokale gids haalden we ons Spaans een beetje op (woorden achter elkaar zetten en dan hopen dat zich als vanzelf een zin vormt), tijdens een wandeling langs meerdere watervallen en een plons aan het einde.
Om de lichamelijk actie even door te zetten, besloten we te gaan wandelen in de Cordillera de Frailes. We hadden ons wijs laten maken dat daar een ‘incatrail’ langs authentieke dorpjes zou gaan. Eenmaal daar was het eerste wat we te horen kregen dat het pad aan was gelegd door de Spanjaarden en authentieke dorpjes? Zolang je maar wel iets van ze koopt. Goed, de uitzichten lopend in een krater waren de moeite waard en we hadden een ‘lekker dagje uit’.

Samaipata
Een stuk lager gelegen en daardoor weer een heel ander klimaat. Samaipata is een klein dorpje waar de beter bedeelden uit Santa Cruz een buitenhuisje hebben. Een lief pleintje (volledig opengebroken: bijzaak) en een paar omringende straatjes. Een heel vriendelijk dorpje. Dat dit ‘ons westerlingen’ aanspreekt blijkt wel uit het aantal Europezen wat zich hier permanent heeft gevestigd. Zo belanden wij per ongeluk in een hostel met een Nederlandse eigenaar. 
Bij aankomst was het prachtige weer en na een nacht in de bus leek het ons goed om onze benen te strekken. Incaruine ´El Fuerte´ zouden we bezoeken. Dat dit uiteindelijk 10 km heuvel/berg op, heuvel/berg af…en weer terug was, hadden we niet ingecalculeerd. De espadrilles van Wouter hadden weinig zool meer over, en de voetjes ook.  ´El Fuerte´ ligt boven op een heuvel en heeft een ceremonieel deel en een woongedeelte. Het ceremoniele deel heeft vele inkervingen, welke we met een beetje hulp konden herkennen.
Vanaf Samaipata is de plaats te waar de revolutionair Che Guevara is vermoord en begraven te bereiken. De held van Zuid-Amerika werd in Bolivia in een schooltje geexecuteerd. Ook het ziekenhuis waar hij werd getoond aan de wereldpers is te bezoeken. Omdat dit lastig te bereiken is op eigen gelegenheid wilden wij ‘een tourtje’ doen. Dit bleek echter niet te realiseren. Geen gids te vinden, duur en geen mede-geinteresseerden. Waar de Zuid-Amerikanen trots zijn en hem bijna verafgoden, zijn de toeristen van buitenaf blijkbaar niet geinteresseerd….. Teleurgesteld moesten wij dit idee laten varen. We hebben het niet kunnen bezoeken. En wat doen wij dan in zo’n geval? Dan gaan we naar de dierentuin/kinderboerderij. Dus kirden we blij bij het zien van een schildpad, papagaai, een echt luipaard(je), wat aapjes die de hond treiterden en een zwijntje (waar Wouter ons beide terstond omdoopte tot Zwijnouw!). Een lief en kneuterig alternatief.
Toen de volgende dag bleek dat het snertweer was en daarom onmogelijk was Amboro national park met inmense varens te bezoeken, hadden we geen tweede lief en kneuterig alternatief en besloten verder te reizen.
 
Cochabamba
Er zijn van die plaatsen, daar heb je als toerist weinig te zoeken. Cochabamba is er zo één. Het is een stad waar gewerkt en geleefd wordt en verder weinig cultureels te beleven. Afgezien van een groot Christusbeeld wakend over de stad. 
Marktjes. Ik ben er dol op! In ieder geval in het buitenland, in Nederland ben ik er te weinig vinden. Conclusie: ik had gelezen dat Sipe Sipe een klein dorpje was in de buurt met een zondagmarkt. Laat het nu net zondag zijn tijdens ons verblijf in Cochabamba. Onderweg in het lokale busje ontdekte Wout dat het Boliviaanse voedsel toch voor wat geborrel en … zorgde. Terwijl Wout languit op de Plaza des Armas lag, heb ik de roodgekleurde tomaatjes en de glimmende appeltjes gekeken, waarna we teruggingen naar Cochabamba en besloten dat deze stad een prima stad is om onder een dekentje weg te kruipen. 

Oruro
Terug de altiplano op. Op 3700m ligt het carnavalwalhalla van Bolivia. Niet die kittige pakjes zoals Carnaval in het Oostelijke gedeelte van Zuid-Amerika. Nee, hier draait het nog om folklore. Laten we nu net een maand te vroeg zijn en Oruro buiten carnaval weinig bezocht te worden, toch... bij ons roept Oruro warme gevoelens op. Met dank aan Liz en Luis. 
Bij aankomst in de avond, hadden we trek. Dat we, gezien de toestand van Wout op dat moment, in een vleesrestaurantje terecht kwamen, was misschien niet het beste wat ons kon overkomen. Tot overmaat van ramp bestelden we per ongeluk een traditionele vleesschotel, met allerlei onduidelijke stukken vlees. Van lamaballen tot worst gevuld met een één of ander spuitend goedje. Het gevolg was dat Wout nu echt aan bed gekluisterd was. Liz (van het hostel) verzorgde kopjes cocathee voor Wouter en ik bezocht maar weer wat marktjes en verkende de mijnstad.
Weer een beetje opgeknapt, besloten we met Liz op pad te gaan. Waar we heen zouden gaan was ons niet helemaal duidelijk, maar het leek ons wel gezellig en we zouden meteen wat van de omgeving zien. Dat we uiteindelijk een soort eregasten werden bij een vergadering over hoe het toerisme in deze omgeving een bijdrage kan leveren aan de gemeenschap onder leiding van de burgemeester van Huanuni terecht kwamen, hadden we niet ingecalculeerd. Uiteindelijk kroelde de burgemeester nog even door de baard van Wouter en wij wisten..het is goed. Nog even met wat locals door een natuurgebied gelopen en we gingen tevreden terug naar ons tijdelijke thuis, Oruro. 
In overleg met Luis, een gids, maakten we een plannetje voor de komende twee dagen en hij zou met ons mee gaan. Op avontuur, zo noemde hij het. Dus dat werd bussen, liften, lopen...alles was geoorloofd, we gingen op avontuur! 
Over avonturiers gesproken..Jim Allen, dat was pas een avonturier. Hij kamde de theorien van de Griekse wijsgeer Plato uit en kwam tot de conclusie dat de geheimzinnige verdwenen stad Atlantis toch best eens in Bolivia zou kunnen liggen. Dat wilden we zien. Met jaren onderzoek denkt hij aan te kunnen tonen dat alles erop wijst dat Atlantis op de Boliviaanse Altiplano ligt. De lokatie zou kunnen kloppen, onder andere aangezien Atlantis  precies halverwege het noorden en zuiden van een continent zou liggen, de kanalen rondom de 'stad' kunnen overeenkomen met de kanalen bij Pampa Aullagas en Atlantis hoog boven de zeespiegel, wat hier als nergens anders zou kunnen kloppen. Dat Luis, onze gids, Jim Allen heeft geassisteerd tijdens zijn onderzoek, maakte dat hij met trots vertelde over Atlantis Pampa Aullagas en wij geintrigeerd luisterden.
Tijdens ons ´avontuur´ met Luis werd ik nog verrast. Bolivia is in mijn ogen toch wel het India van Zuid-Amerika en we hadden nog geen geit in de bus gezien. Mijn dagen konden niet mee stuk toen wij een lift kregen, jawel...met een schaap in de auto. Blijer kun je mij niet krijgen: we zijn in Bolivia. 
Om een hoogtepunt van de reis nog eens her te beleven, besloten we nogmaals de Salar de Uyuni te bezoeken. Dit keer zou het de noordkant van de zoutvlakte zijn, een kant die eigenlijk niet wordt bezocht door toeristen. We hadden de zoutvlakte voor ons alleen! Natuurlijk, zelfde laken een pak, ware het niet dat de zoutkorrels noordelijk toch een stuk groter waren en dit zorgde dat we de springfoto's achterwege lieten. We vonden het al heel wat dat we de auto uitkwamen en onze voetjes een hardnekkige scrubbeurt gaven.
Met onze herboren voetjes bewandelden we een heuvel, waarop zich mummies bevinden. Hoe hoger op de berg, hoe beter in tact. Deze lichamen zijn gemummificeerd door de ingewanden te vervangen door cocabladeren en het lichaam te zouten. Dat deze lichamen na honderden jaren nog deels in tact zijn (door de droge, zoute lucht in deze streek) en zich nog steeds bevinden op de originele plaats is heel wonderbaarlijk. 
Al het dood en verderf sloten we af met een feestje. Het festival Virgin de Candeleria werd gevierd in Salinas. Meer lokaal dan dit zouden we het niet krijgen. Laveloos werd er door de straten gezwierd, werden er serenades voor ons gezongen, werden er tranen gelaten bij het vertellen aan ons van een droevige familiegeschiedenis, kregen we vele shotjes aangeboden en.... uiteraard, als enige toerist in een klein dorpje, werden wij bestrooid met talkpoeder en met slingers om onze nek en bloemen in de hand het feestgedruis ingetrokken. Fantastisch! Wouter deed zelfs een poging een stukje Aymara mee te zingen.

La Paz 
Bij gekomen van het feestje, kruipen we steeds meer richting Peru.
La Paz, een grote stad en alweer op hoogte. 
Voor ons was de stad La Paz weinig cultuur. We besloten heel Westers te eten, wat kan dat lekker zijn na alle kip, papas fritas en rijst. We struinden toeristenmarktjes af en stapten op de fiets...
Op de fiets, de 'Death road' op. Met knikkende knieen, stapten we de mountainbike op en vroegen ons af waarom de groep na ons volledig werd bekleed met knie-, been-, elleboog- en polsbescherming en wij het moesten doen met alleen een helm. 
De 'Death road'. De weg is aangelegd in de jaren 30 door Paraguayaanse gevangenen. Het is jarenlang één van de weinige routes geweest die het Amazoneregenwoudgebied in Noord-Bolivia verbond met La Paz. De bijnaam dankt de weg aan de vele ongelukken die hier hebben plaatsgevonden. 
Buiten het stukje thrill-seeking, was het een prachtige rit. 60 km downhill fietsen, waardoor we van de bergen van de Cordillera Real (4700m) ineens zwetend de jungle (1200m) in fietsten. 

'En...er was licht aan het eind van de tunnel...gewoon een kwestie van de ogen weer opendoen nadat de fiets na 60km downhill (naast diepe ravijnen) tot stilstand kwam.'

Na dit natuurschoon, sloten we ons bezoek aan La Paz af bij Tiwanaku. Immers, we krijgen geen genoeg van resten van oude beschavingen. De Tiwanakucultuur is een cultuur van voor de Inca's en heeft geen stand gehouden. De ruine toont nog wat resten uit deze periode. In het busje terug naar La Paz, gingen we dan ook even terug in de tijd (iets minder ver weliswaar) toen twee oude mannetjes Aymara tegen ons begonnen te praten. Ik met het hoofd van een dronken man op mijn schouder, bij Wouter vlogen de cocabladeren en 96% (en dit was geen 'mijner') alcohol hem om de oren. We doen echt ons best op het Spaans, maar of dit nu de beste manier was om Aymara onder de knie te krijgen? Gezellig was het wel.

Isla del Sol (Titicacameer)
Titicaca. Het hoogst liggende meer ter wereld en tevens het grootste meer van Zuid-Amerika. Via Copacobana bereikten wij een eiland in het Boliviaanse gedeelte, Isla del Sol. Dat we voor een slaapplaats eerst een paar honderd meter verticaal moesten, hadden we niet ingecalculeerd. Wij kijken dan ook altijd met jaloezie naar van die nette kleine rugzakken. Die van ons zijn al groot en dan hangen er aan alle kanten nog tassen en schoenen aan. We lieten ons door een klein indianenjongetje dan ook niet verder brengen dan het eerste hostel van het dorp. Maar wat een uitzicht! Dan maakt een bed, waarin het voelt alsof je in een gereedschapskist ligt (aldus Wouter) ook niet meer uit.
Twee dagen genoten wij van de eiland-vibe, welke blijkbaar ook Argentijnse hippies aantrok, gezien het aantal tentjes op het strand en blote voeten in het stadje. We liepen van Noord naar Zuid en genoten van het weer en de ruines. 
Maar waar waren nou de zo typisch Titicaca rieten boten? Op de Peruaanse wateren van Titicaca. 

Bijna een maand hebben wij genoten van Bolivia. Van de kleurrijke inheemse bevolking. 
Van de bedden, die we echt niet slechter hebben meegemaakt dan hier. Van de Boliviaanse muziek, waar we geen genoeg van kregen, (lees: niet uit ons hoofd kregen). Van de ezels in de stad, waar je 's ochtends direct je bekertje verse ezelmelk van kunt krijgen. Van de hoogte, die tot 'adembenemende' momenten hebben geleid. Van de hard werkende mannen met een cocawang (ziet eruit als wanneer je een lolly in je mond hebt, zonder stokje dit keer). Van een ieder die ons Bananenspaans begrijpt. Van de traditionele dansen, die zo simpel zijn, dat we zonder inoefening kunnen participeren. Van de hartelijkheid, alle stugge Bolivianen waar een ieder het over heeft, zijn ons blijkbaar uit de weg gegaan. Van de prijzen, dit zou Brazilie, Argentinië èn Chili goed moeten maken. Van alle mooie mensen die als hoopje/berg in doeken gewikkeld op straat zitten, waardoor je soms twee keer moet kijken of je daar nu werkelijk je flesje water en kauwgom kunt kopen, of het gewoon een stapel kleden is. Van alle verse jugootjes en maiskolven op straat. Van het met de neus in de wolken lopen op de Altiplano. Van alle restjes van oude beschavingen. Van marktjes waar zelfs dode babylamaatjes als offerwaar wordt verkocht. Kortom: van alles wat niet is zoals thuis.

Reyna

Foto’s

2 Reacties

  1. Sandra:
    16 februari 2014
    wat een heerlijk verhaal weer. Nemen jullie de zon mee op de terug reis.
    Nog veel plezier en tot gauw.
    Groetjes Sandra Koops
  2. Esmée:
    21 februari 2014
    Heerlijke verhalen weer snoes!! XXX